In Maxis II verschijnt in het midden een krachtig neergezette boom, waarvan de vorm zich ritmisch ontvouwt in rood, groen en bruin. Het stralende geel eromheen verwijst naar het moment van de dag en versterkt de sfeer van de scène.
De donkere strepen onderaan kunnen worden gelezen als een tuinomheining, waardoor een perspectief van bovenaf ontstaat. Tegelijk lopen er lijnen door het beeldveld – naast en boven de boom – die kunnen worden opgevat als wind en onrust.
Het werk leeft van expressieve gebaren, spontane overlappingen en tachistische energie. De verticale grijszwarte lijnen aan de randen en de kalligrafische structuren herinneren aan de Japanse inktschilderkunst; zij geven het beeld niet alleen een meditatieve omlijsting, maar ook het gevoel uit een raam te kijken naar een levendige, bewegende natuur.
Maxis II verenigt zo natuur en symboliek met ritmische vrijheid en een oosters geïnspireerde beeldtaal.