Dick Berckenkamps Composition IV (Let’s dance) uit de Composition-serie verschijnt als een visceraal snijvlak van vorm en kinetische energie, waarin de grenzen van de menselijke figuur worden gedestabiliseerd door gedurfde, expressionistische penseelstreken. Het silhouet van een vrouwelijke figuur in het centrum lijkt daarbij niet geïsoleerd, maar oogt in de beweging omslingerd, alsof de aanwezigheid van een tweede figuur in de dans wordt gesuggereerd. Deze vluchtige ontmoeting is gevangen in een toestand van hoge snelheid, waardoor de lichamen tegelijkertijd plastisch en efemeer lijken. Het werk roept zo een scenario op waarin de fysieke vorm zijn gebruikelijke geslotenheid verliest en overgaat in een toestand tussen anatomische aanwezigheid en pure, ritmische stroom.
Hoewel de compositie in acryl is vastgelegd, ontplooit zij een krachtige suggestie van dynamiek: levendige vlakken in oker, karmijnrood en hemelblauw botsen met elkaar, terwijl het oog gebogen, kalligrafische contourlijnen volgt die in voortdurende transformatie lijken te verkeren. De omslingerde weergave van de figuren doet bovendien denken aan futuristische principes, waarbij het overliggen van vormen dient om de pure kinetische energie en het vloeien van een beweging in de ruimte vast te leggen. De titel Let’s dance wordt hier een uitnodiging om het oplossen van de individuele vorm in het gezamenlijke ritme te begrijpen.
Een belangrijke historische vergelijking kan worden getrokken met de schilderijen van Francis Bacon: ook hier wordt de figuur vaak geïsoleerd binnen een gesuggereerd architectonisch interieur en onderworpen aan een formele vervorming die een innerlijke, psychologische waarheid onthult. Terwijl de nevenschikking met Bacon de psychologische diepte benadrukt, herinnert de weergave van de bewegingsverlopen aan futuristische concepten, waarin de dynamiek van het lichaam de ruimte doordringt en tijd in de vorm van kleur en lijn gelijktijdig ervaarbaar maakt. Berckenkamp bereikt hier een intensiteit die in plaats van existentiële angst een gevoel van bevrijding, versmelting en vitaal impuls overbrengt. In beide gevallen wordt het lichaam het medium van een beweging die zowel fysiek als psychisch is – een spanning tussen de acterende figuren en de ruimte die zij bewonen.
De levendige, gelaagde achtergrond versterkt de indruk van een omgeving die is opgeladen met energie, hitte en klank, alsof de omringende ruimte zacht en buigzaam is geworden en vibreert in harmonie met het dansende paar. Dit paradoxale effect verbindt de herkenbare vormen met een biomorfe, bijna organische deformatie van de ruimte. Het resultaat is een werk dat zich aan elke vaste classificatie onttrekt: tegelijkertijd figuratief en abstract, intiem en expansief, vertrouwd en vreemd. Composition IV (Let’s dance) wordt zo een poëtische onderbreking die de toeschouwer uitnodigt om de vitaliteit van de menselijke vorm te ontdekken wanneer deze van zijn stilstand wordt beroofd en door de gezamenlijke act van beweging opnieuw wordt gedefinieerd.