Met Dancing Group sluit Miklós Németh aan bij de expressief-abstracte figuratie van de klassieke moderniteit en vertaalt hij het motief van de dans in een dichte, ritmische beeldcompositie. Het gebeuren ontvouwt zich zonder vast middelpunt: uit het vlak groeit een hecht weefsel van figuren en scènes waarin de dans zich in wisselende constellaties articuleert.
Een vermaasd contourennet legt zich over het beeld en vormt een labyrint van omtreklijnen. Deze lijnen binden de verf tot gesegmenteerde, mozaïekachtige velden waaruit de figuren tevoorschijn kristalliseren. Dieptemodellering wordt losgelaten ten gunste van een centrumloze ordening: de blik vindt geen vast verdwijnpunt maar beweegt van rand tot rand, alsof hij een choreografie volgt die verder reikt dan de individuele figuur.
Het palet is gedempt en toch vibrerend: flessengroen, violet, oker en petrol, gecontrasteerd door wit, turquoise, geel en roze. Brede, pasteuze streken ontmoeten korte, impulsieve zetten; de kleurvelden stoten levendig tegen de contour. Geïnspireerd door Adolf Hölzel sluit Németh aan bij het denken in kleurafgebakende velden en condenseert dit tot een beweeglijke, collectieve figuratie.
Inhoudelijk wordt de dans een model van sociale beweging: individuen blijven herkenbaar, maar lossen tegelijk op in een structuur van impulsen. Dat markeert een bewuste breuk met klassieke perspectiefleer en academische precisie ten gunste van een intense, subjectieve beeldtaal. Dancing Group biedt zo geen scène met vaste focus, maar een open structuur waarin de toeschouwer het ritme oppakt en het beeld als open geheel steeds opnieuw ordent.