Erotic in Blue verdicht een erotisch motief tot een pulserend lijnveld, waarin verstrengelde, naakte vrouwenlichamen verschijnen als ritmisch geplaatste contouren die het oppervlak in gesegmenteerde velden verdelen. Het dominante kobalt- en ultramarijnblauw krijgt accenten in rood, geel en groen, waardoor een bewegend weefsel van verftoetsen ontstaat dat zonder dieptemodellering werkt. De lichamen zijn minder gemodelleerd dan omrand, waardoor het vlak gelijkmatig geladen blijft en zonder centrum functioneert; lijnen en kleurvlakken dragen het beeld van rand tot rand en houden de blik in beweging.
De lichamen lijken elastisch, naar voren gebogen en tegen elkaar kantelend; de spanning die zo ontstaat herinnert aan Chaim Soutine, wiens figuren onder innerlijke druk lijken te trillen. Een vast verdwijnpunt ontbreekt; in plaats daarvan houdt een labyrintisch, vermaasd contourennet de scène bijeen en brengt haar in de nabijheid van Jean Dubuffets L’Hourloupe, waar figuur en grond voortdurend omschakelen.
Daarop voortbouwend gebruikt Németh een Art-Brut-woordenschat: maskerachtige, primitief vereenvoudigde gezichten, impulsief-seriële penseelstreken en een labyrint van omtreklijnen dat erotiek niet anatomisch uitwerkt, maar als collectief, lichamelijk ritme ervaarbaar maakt. De bewuste reductie tot eenvoudige, bijna archaïsche vormen laat de figuren tot tekens worden.
Erotic in Blue beweegt zich tussen neo-expressionisme en Art Brut, tussen archaïsche tekenachtigheid en moderne vorm, en vervangt een eenduidig focuspunt door een contournetwerk dat de toeschouwer tot zoeken aanzet.